Steenbreek

Wandelcoaching

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De drie bomen.

Een klant schreef onderstaande  improvisaties als reflectie, vlak na een wandeling.
De teksten spreken ‘voor zich’. Zij geven prachtig het proces weer dat zich onderweg voltrok.

Improvisatie 1. 
De dode boom met het ‘rokje’.
Eigenlijk ben ik aan het sterven. Mijn takken zijn kaal en steken hulpeloos reikend naar de leegte. Er is niets. Maar vergis je niet: halverwege mijn stam is er volop leven,
een óver-enthousiast uitbarsten, een vertoning.

Daarmee verdoezel ik het eind van mijn leven, zolang er leven is, is er hoop. Zolang ik de schijn kan ophouden, vreten er even geen torren en schimmels aan mijn wortels, en knagen er geen kevers onder mijn schors. Ik laat me niet kennen maar het mezelf óphouden maakt me stil en onwerkelijk.

Wie kent mij? Ik val wel op, maar val IK op? Wie ziet mij wezenlijk?
Hoe dood ben ik aan het gaan, hoe doods is het in mij eigenlijk?
Hoe alleen sta ik hier in het zonnige land.
Hoe radeloos en wanhopig zou ik eigenlijk zijn?
Maar ik heb mijn schaamrokje…

Improvisatie 2. 
De harmonisch en breed uitgegroeide den, maar zonder rugdekking.
Rijk en breed; ongelofelijk veel takken reiken alle kanten uit, een goed gevuld bestaan, veel afwisseling en veel effect. Ja, ik ben trots: wie heeft dit allemaal gedacht en verwacht op de verstoorde start? Zo mooi groot gegroeid. Rustig en wijs. Krachtig, zacht en kalm.
Wel érg actief, wél erg bezig, wél lichte onrust als je beter kijkt.

En: wat ik niet laat zien: de rugdekking ontbreekt bijna totaal. Ik heb het daar koud, reik liever met mijn takken naar de zon, maar mis de vanzelfsprekende bedding. Ik zorg daar ook niet voor… ik kan wel zonder! Ja, heus hoor! En zo kijk ik niet naar wat ik niet echt wil zien en beseffen.

Improvisatie 3. 
De grote grove den met veel stamkracht.
Ik ben een ronde boom, helemaal rond. Mijn naaldenstructuur is wat fijner, met sterretjes aan de einden van mijn uitreiken. Ik geur nu in de zon naar zomer.

Het stabiele, het sterke van mijn stam maakt mij tot wat ik ben. Ik heb iets onverstoorbaars in mijn essentie, en daaraan ontleen ik een warme milde kracht.
Soms komen mensen leunen, soms schuilen. Ik zié ze.

Ik sta hier maar gewoon, ik kan niet anders en het is goed zo.
Mijn takken zijn ingewikkeld gegroeid, er zijn méer sporen in mijn binnenste, maar ik ken ze en herken ze daardoor gemakkelijk bij anderen als dat aan mij wordt gevraagd. Daarvoor moet je lang groeien. Ik strooi wel veel zaden uit mijn dennenappeltjes, maar wat er mee gebeurt: ik weet het niet.
Ik kan niet anders, ben stil en vertrouw op het heelal.